Informatie en advies voor leraren
22q11-deletiesyndroom
Het 22q11-deletiesyndroom is een genetische aandoening die ontstaat door het ontbreken (deletie) van een klein stukje DNA op chromosoom 22. Het syndroom komt voor bij ongeveer één op de 2.000 tot 4.000 geboorten. In de meeste gevallen ontstaat de deletie spontaan (‘de novo’), maar bij ongeveer 10% tot 15% van de gevallen wordt het syndroom overgeërfd van een ouder die ook drager is van de deletie.
Gevolgen voor het onderwijs
De impact van het 22q11-deletiesyndroom op het leren en functioneren op school kan sterk variëren. Sommige kinderen hebben leer- en/of ontwikkelingsproblemen, een vertraagde spraak-taalontwikkeling, of moeite met motorische vaardigheden. Daarnaast kunnen er medische aandachtspunten zijn, zoals hartafwijkingen, verminderde weerstand en voedingsproblemen. Goed contact met de ouders is essentieel om inzicht te krijgen in de specifieke behoeften en aandachtspunten van het kind. Wanneer er medische risico’s bekend zijn, is het aan te raden om samen met ouders en eventueel medische professionals een zorgplan op te stellen.
Meer informatie of advies?
Neem gerust contact op met een van de consulenten OZL bij u in de regio, raadpleeg de Onderwijsdatabank en lees hieronder verder.
